DE BELEGERING VAN 1702

Aanleiding.
Op 1 november van het jaar 1700 stierf de Spaanse koning Karel II zonder nakomelingen. Volgens zijn testament zou het hele Spaanse rijk ten deel vallen aan hertog Philips van Anjou, een kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV. Deze laatste kon hier mee instemmen omdat hij zichzelf, naast koning van Frankrijk, ook al zag als de feitelijke heerser over Spanje. De vereniging van de kronen van Frankrijk en Spanje legde hij in 1701 nog eens vast in een decreet waarin bepaald werd dat zijn kleinzoon het erfrecht op de Franse kroon volledig zou behouden, ook al was hij koning van Spanje geworden. Het plan van Lodewijk XIV, een ernstige verstoring van het Europese evenwicht, lokte vanzelfsprekend heftige reacties uit. Met name de Nederlandse stadhouder Willem III, sinds 1688 ook koning van Engeland, speelde een grote rol in het verzet tegen de Franse koning. Het lukte hem een coalitie te smeden tussen Engeland, de Republiek en keizer Leopold van Habsburg. Samen zouden ze onder zijn leiding de strijd aangaan tegen de Franse expansiedrift. Helaas overleed de koning-stadhouder vroegtijdig na een ongelukkige val van zijn paard in februari 1702. Het geallieerde leger in de oorlog, die bekend staat als de Spaanse Successie-oorlog (1702-1713), zou nu geleid worden door de hertog van Marlborough. Hij groeide uit tot een van de grootste legeraanvoerders in de krijgsgeschiedenis. Bij het uitbreken van de oorlog werd Marlborough benoemd tot opperbevelhebber van het Hollandse leger, hoewel de Staten-Generaal wel controle bleven uitoefenen.

Reeds in 1701 werden in een aantal Spaanse vestingen langs de Maas Franse troepen gelegerd. Het geallieerde leger dat in 1702 vanuit Nijmegen naar het zuiden trok, besloot nog in hetzelfde jaar na de inname van Weert de Maasvestingen Venlo, Roermond, Stevensweert en Luik aan te vallen. Venlo werd op 29 augustus ingesloten en capituleerde op 25 september na een beschieting met kanonnen en mortieren onder leiding van de Nederlandse vestingbouwkundige Menno van Coehoorn. Roermond en Stevensweert wilde men vanwege tijdnood tegelijkertijd aanvallen. Het voor een belegering gunstige zomerseizoen was immers reeds ver gevorderd en wanneer er een regenperiode zou optreden, met stijgend water in de Maas, dan zou de verovering van het tussen twee Maasarmen gelegen Stevensweert vrijwel onmogelijk worden. Blijkens een spionnenbericht waren de verdedigingswerken van de vesting in redelijk goede staat, een verdienste die aan de vestingcommandant werd toegeschreven. De spion was echter niets te weten gekomen over de sterkte van de artillerie en de inhoud van de magazijnen.

Belegering en overgave.
Op 23 september 1702 arriveerde een detachement van 12 eskadrons ruitersoldaten onder commando van Frederik Louis Charles de Noyelles, graaf van Falais, in de omgeving van Stevensweert. De dag erna volgden 7 bataljons infanterie, waarvan 3 Nederlandse en 4 Engelse onder generaal-majoor Orkney. De voor het beleg benodigde artillerie (kanonnen en mortieren) werd per schip aangevoerd vanuit Maastricht. Nadat de stukken op 28 september aan land waren gebracht, kon men beginnen met de opstelling van de batterijen. Op de westelijke oever, rond de Houbenhof, werden zo’n 20 kanonnen en een aantal mortieren opgesteld. De schipbrug op die locatie was reeds eerder dat jaar naar Venlo overgebracht. Een tweede batterij met alleen mortieren werd geplaatst ten zuiden van de vesting tussen Stevensweert en Ohé en Laak. Het zware geschut werd met paarden in de goede posities gesleept en ondanks dat de verdedigers vanaf de wallen dit alles zagen gebeuren, konden ze blijkbaar niet verhinderen dat deze voorbereidende werkzaamheden plaatsvonden. In de namiddag van 30 september waren de batterijen gereed en werd het vuur geopend. De dag erna ging de beschieting verder. Met de kanonnen werden bressen geschoten in het bastion ten zuiden van de Maaspoort en in het aangrenzende ravelijn. Uit “een menigte van groote en kleine mortieren” werden voortdurend zware bommen afgeschoten die in een grote boog door de lucht vlogen en binnen de vesting neervielen. Vervolgens ontploften de met kruit gevulde projectielen en veroorzaakten schade en brand op de plekken waar ze neerkwamen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke beschieting, gezien de kleine oppervlakte van de vesting, een verwoestende uitwerking had. Op een door Daniël Marot vervaardigde gravure van de belegering staat een Latijns vers dat, vrij vertaald, betekent: “Hoe meer men op 2 oktober 1702 Stevensweert tegen de vlammen probeerde te beschermen, hoe heviger het ging branden. In het midden van de Maas gelegen was Stevensweert niet opgewassen tegen de vlammen maar smeekte dat het vuur de wateren niet in de as zou leggen”.24 Het is een dichterlijke beschrijving van de branden die een deel van de vesting verwoestten.

Overigens was een dergelijke bommenregen het beproefde recept van Menno van Coehoorn, hoewel nergens vermeld staat dat hij persoonlijk bij de beschieting aanwezig was. Zijn strategie was een vesting zodanig te beschadigen dat een latere stormaanval zo weinig mogelijk mensenlevens kostte. Toen De Noyelles het moment rijp achtte voor die stormaanval, liet hij de soldaten via loopgraven vanuit de zuidelijke batterij de vesting naderen. De manschappen richtten vervolgens hun aanval op de buitenwal ter plaatse van het door kanonvuur aangetaste bastion en ravelijn. Toen de troepen daar de rand van de gracht hadden bereikt, gaf de vestingcommandant zich over. Het overtrekken van de gracht, dat door vijandelijk vuur vanaf de wallen nog veel levens had kunnen kosten, was niet meer nodig. Op 1 oktober ’s avonds om elf uur sloeg de bezetting de chamade, een trommelsignaal dat de overgave aankondigde. Nog in dezelfde nacht werden de capitulatievoorwaarden opgesteld en om twee uur na middernacht ondertekend.

Het einde van de Spaanse periode van de vesting Stevensweert was een feit. Aan Staatse kant waren ca. 20 doden en gewonden gevallen, hetgeen men acceptabel vond. Over doden en gewonden onder de verdedigers en de burgerbevolking is niets bekend.

Capitulatieverdrag.
De praktijk in die dagen was dat de vestingcommandant zelf de voorwaarden mocht opstellen waarna de overwinnaar aangaf in hoeverre hij hiermee akkoord ging. De tekst van het captulatieverdrag26, met daarbij steeds de reactie van De Noyelles, luidde aldus:

De Gouverneur van Stevenswaart verzoekt met den Heer Generaal, den Grave van Noyelles, te capituleeren.

1.Dat het Garnisoen moet uittrekken met Wapenen, Bagagie, alle Effecten, en Paarden, door de Bressche, met slaande Trommels, vliegende Vaandels, met volle Geweer, en ieder Soldaat twaalf Schooten Kruyt, en Kogels in den mond.
De Noyelles: Toegestaan, behalven dat zy, gemakshalve, door de Poort zullen uittrekken. (Toelichting: het garnizoen van de vesting wordt dus niet gevangen genomen maar krijgt een vrije aftocht, weliswaar onder escorte zoals blijkt uit de artikelen 2 en 4. De verliezers zouden eigenlijk door de bres in het bastion moeten wegtrekken, een soort kniebuiging voor de overwinnaars. De Noyelles is blijkbaar in een milde bui en staat het garnizoen toe door de Maaspoort te verdwijnen, wat inderdaad een stuk gemakkelijker was. Met de uitdrukking “in den mond” wordt bedoeld in de vuurmond, dus de loop van een geweer of kanon. Ten tijde van de belegering bestond het garnizoen uit 450 man, uitgezonderd de zieken en gewonden)

2.Een Mortier van twaalf duymen breedte, met vier Stukken Kanon, twee van vier-en-twintig en twee van twaalf ponden, met acht schooten Kruyt en Kogels voor ieder Stuk, en vier gevulde Bomben; alle de bovengemelde Stukken met hare Affuyten en Toebehooren, en tot ieder Stuk van vier-en-twintig ponden twaalf Paarden, en acht voor de andere twee Stukken.
De Noyelles: Men accordeert twee Stukken van twaalf pond met agt schooten Kruyt en Kogels, en de Paarden om die te trekken, onder conditie dat de zelve met het Escorte te rugge zullen gezonden werden, zo haast als zy tot Namen zullen aangekomen zyn. (Toelichting: hier is de overwinnaar minder inschikkelijk. Hij beperkt het aantal stukken geschut dat meegenomen mag worden en eist verder dat de paarden na aankomst in Namen met het escorte mee terugkomen)

3.Dertig opene en twaalf bedekte Wagens, zo voor Zieken, Gequetsten als voor Bagagie.
De Noyelles: Toegestaan, zo men bedekte Wagens alhier kan bekomen. (Toelichting: De Noyelles is hiermee akkoord maar vraagt zich af of er in Stevensweert wel voldoende overdekte wagens te vinden zijn. Overigens zouden er aan beide zijden maar weinig of geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen maar hierover geven de archieven geen precies beeld)

4.Het Garnizoen zal door den alderkortsten weg gevoerd worden na Namen met een Escorte; de eerste reize tot Stochem vernachten, de tweede tot Tongeren, de derde tot Luyk, de vierde tot Huy, en de vijfde tot Namen.
De Noyelles: Toegestaan.

5.De Stad zal niet geplonderd werden; ieder Inwoonder aldaar mogen leven in zyne Religie; en ieder Burger, die met zyne Goederen en Effecten zal willen uittrekken, tien weeken tyd hebben om zich te retireeren.
De Noyelles: Toegestaan. (Toelichting: een belangrijk artikel voor de inwoners. Stevensweert zal niet geplunderd worden en de overwinning van de Staatse troepen betekent niet dat de protestantse godsdienst verplicht wordt gesteld. Iedere inwoner mag zijn eigen godsdienst kiezen. Bovendien zal elke inwoner die dat wenst, vrij mogen vertrekken)

6.Het Garnizoen zal uittrekken den derden dezer, ’s morgens ten acht uuren; en midderwyl zal daar noch een Wacht van het Garnisoen binnen de Poort zyn.
De Noyelles: Toegestaan, op conditie dat de Wagt zal gesteld worden zo als men zegt in het negende Artikel. (Toelichting: hier worden dag en tijdstip voor de uittocht van het garnizoen vastgesteld. Tot die tijd dicteert De Noyelles voor de wacht bij de Maaspoort een andere regeling. Zie artikel 9)

7.De Gequetsten, die met het Garnisoen niet vervoerd konnen worden, zullen in het Hospitaal blyven, en men een Chirurgyn laten om haar te verbinden.
Gedaan tot Stevenswaart den eersten October 1702 des avondts ten elf uuren.
De Noyelles: Toegestaan.

Door de overwinnaars werden vervolgens nog twee artikelen toegevoegd:

8.De Munitie, Vivres, Artillery, en de Wapenen van het Magazyn, zullen geleverd worden in handen van onze Commissarissen, welke op morgen te dien einde zullen worden gezonden; en men zal ter goeder trouwe de Mynen aanwyzen. (Toelichting: de overdracht van aanwezige munitie, levensmiddelen en wapens wordt hierin geregeld. De Noyelles verwacht dat eventuele verborgen mijnen worden aangewezen)

9.Van dezen avond zal het Ravelyn voor de Poort moeten overgelevert worden, en morgen ogtend ten zes uuren de Poort, alwaar een Wagt der onzen van veertig Man zal moeten zyn, als mede een gelyk getal van ’t Garnisoen, welke, om alle disordres voor te komen, na binnen zal moeten zyn. (Toelichting: met het ravelijn wordt bedoeld het verdedigingswerk vóór de ophaalbrug van de Maaspoort, op de plek waar momenteel het kanon bij de Wacht staat)
Gedaan in ’t Leger voor Stevenswaart, ’s nachts ten twee uuren, den tweden October 1702.
Was getekend door de Graaf de Noyelles en door de vestingcommandant.

Na het uittrekken van het garnizoen door de Maaspoort op 3 oktober, acht uur ’s morgens, marcheerden door diezelfde poort de Staatse troepen de vesting binnen. Als krijgsbuit viel hun in handen o.a. 21 kanonnen (waarvan 2 onbruikbaar), 3 mortieren, 1600 “schoppen en spaijen”, 1400 pond ijzerstaven, 2000 lege handgranaten, 700 oude musketten, 20000 pond musketlood (verspreid over de wal), 55000 pond buskruit en 51 metalen pontons, voldoende om twee bruggen over de Maas te slaan.

Daarentegen kregen de bezetters vanzelfsprekend te maken met de schade en vernielingen die ze tijdens de belegering zelf hadden aangericht: een kapot geschoten omwalling, een ten dele verwoest kasteel en beschadigde en afgebrande barakken en huizen. Nog in 1725 beklaagden de regeerders van Stevensweert zich over het feit dat er door het bombardement bij de belegering in 1702 binnen de vesting negentien woningen waren afgebrand en nog negen schuren en twee stallingen. Bovendien liet de vestingcommandant rondom de vesting, voorafgaande aan de belegering, nog eens vier huizen, drie schuren en een stal in brand steken om te voorkomen dat die tijdens het beleg in het voordeel van de aanvallers gebruikt zouden kunnen worden.

Wat de dramatische gebeurtenis voor invloed had op de plaatselijke bevolking, is niet meer exact te achterhalen. Ervaringen en gevoelens van de gewone mensen werden zelden opgetekend. Aan de aanwezigheid van militairen waren ze inmiddels wel gewend, maar dat het wonen binnen een vesting ook deze gevolgen kon hebben, was een nieuwe ervaring. De ontreddering was ongetwijfeld groot en de eerste zorg zal zijn uitgegaan naar de slachtoffers van dit geweld en vervolgens naar herstel of wederopbouw van hun huizen.

Na de voor de geallieerden succesvolle campagne van 1702 sleepte de oorlog zich nog voort tot 1713 (Vrede van Utrecht). In het daarop volgende Barrière Tractaat van 1715 werd officieel vastgelegd dat de vesting Stevensweert overging naar de Republiek der Verenigde Nederlanden. Samen met de vestingen Venlo en Maastricht was hiermee de Maaslinie stevig in handen van de Republiek.

Bron: Boek ‘Stevensweert, vesting aan de Maas’. auteur: H.G.M. Rutten